Stille nacht, dikke bontjas.
Het is nu twee jaar geleden maar de beelden staan nog op
mijn netvlies gegrift alsof het gisteren was. Het zijn geen vrolijke beelden
waarover ik u wil vertellen. Misschien dat ze uw kerstfeest wel een beetje gaan
vergallen. Voor het geval u verder wilt lezen, zeg dan niet dat ik u niet
gewaarschuwd heb.
December 1996. Met twee vriendinnen ging ik met zo'n
georganiseerde busreis naar de Kerstmarkt in Düsseldorf. We zullen al zo'n
twee uur door de drukke straten van een van de rijkste steden van Duitsland
geslenterd hebben toen ik haar zag zitten. De vrouw kwam me vaaglijk bekend
voor: verlopen kop, mager lijf, zachtblauwe ogen. De sjofele kleding die zij
droeg, werd rond haar middel door een koord bijeengehouden. Het was een wit
koord met knopen, dat normaal door monniken wordt gedragen. Zij zat stil als
een standbeeld met gekruiste knieën voor de etalage. In de verstarde houding
kwam alleen enige verandering als het kind dat op haar schoot lag, haar speentje
uit haar mond liet vallen. Het kind, een baby van een paar maanden, was slechts
gehuld in een dun rompertje. Het verschoten, geelwitte dekentje dat om het
kindje gewikkeld zat, bood geen enkele bescherming tegen de vrieskou. De wind
sneed er als een ijspriem dwars doorheen. Voor de vrouw en het kind stond een
bakje, schamel gevuld met wat kleingeld.
Het contrast met de winkelende massa die haastig op weg
waren om hun laatste kerstinkopen in te slaan, kon niet groter zijn. De
passerende mannen waren van het slag dat je in deze peperdure winkelstraten kon
verwachten: gekleed in lange wollen jassen; om hun nek het onvermijdelijke kasjmier
sjaaltje; onder hun arm het Duitse equivalent van de Wall Street Journal en in
hun handpalm het altijd parate gsm-tje. Ze zochten hun heil bij de vele tientallen
juweliers die Düsseldorf rijk is. De etalages toonden de meest protserige
sieraden op een manier alsof het om een lading Bockworst ging. De astronomische
bedragen die op de prijskaartjes stonden, waren genoeg om de begroting van
een middelgrote stad sluitend te maken. Dit was de plaats waar de geslaagde
zakenman de ring van eeuwigdurende liefde voor zijn echtgenote en een paar
18-karaats gouden oorbellen voor zijn maîtresse kocht.
De vrouwen van de mannen van Düsseldorf kun je het best
omschrijven als eng. Heel erg eng. Hun door liposuctie platgestreken buiken
werden tegen de winterse kou beschermd door een bonte verzameling van dode
vossen, nertsen en zeehondjes. De onnatuurlijke. bruine huidskleur van deze
dames verried de vele, lege uren die ze onder de zonnebank doorgebracht
hadden. De faceliften die ze hadden ondergaan waren talrijker dan sterren aan
de hemel op een wolkeloze nacht. De decadente verzameling juwelen rammelden
met zoveel geweld dat menige harmonie moeite zou hebben gehad om ze te
overstemmen. De vrouwen van Düsseldorf verdrongen zich in die week voor
Weihnachten voor de vele bontzaken die dit financiële bolwerk rijk is.
Voor één van die bontzaken zat een vrouw met een kind op
haar schoot. De scherpe vrieskou sneed door het dekentje dat het kind had moeten
beschermen. Nog even en de teentjes zouden aan elkaar vastgevroren zitten. De
vrouw staarde wezenloos voor zich uit. Werktuiglijk ging haar hand naar haar
baby om de speen weer in het mondje te stoppen. Ze besefte niet dat ze in de
weg zat. Ze blokkeerde de deur van de duurste bontzaak van Düsseldorf. Twee
dames met kettingen om hun nek ter waarde van een modaal jaarsalaris keken
verontwaardigd naar de moeder en het kind dat hun de weg versperde. Hun blik
verried dat ze het toch een taak van de reinigingsdienst van de stad Düsseldorf
vonden dat de straat van dergelijk vuil verschoond bleef. De dure dames namen
zich vast voor om zich 's avonds bij hun invloedrijke mannen te beklagen.
Frohliche Weihnachten.
Ik keek naar de moeder en het kind en besefte waar ik ze
van kende. De moeder leek op mij en het kind leek op Hannah. Ik verlamde. Snel
wierp ik een muntstuk van twee Mark in het bakje. Toen keek de moeder
onverwachts op en haar blik kruiste de mijne. Ik keek in de ogen van mijn ziel.
Het bezorgt me nog nachtmerries. Twee harde Marken gaf ik. Als er zoiets als
een vagevuur is waar je voor een paar eeuwen je zonden mag overdenken dan
weet ik waar ik het aan te danken heb: aan die twee lullige Marken. Daar zit ik
dan, samen met twee in bontjassen gehulde Duitse dames. Zij steunend onder de
last van hun juwelen en ik ben verdoemd voor mijn krenterige tweemarkstuk. Toen
we terugliepen naar de bus van de Betuwe-Express passeerden we een Kerstman
die met een zwaar accent kerstliederen stond te vertolken. Zijn krakerige stem
zong over de naderende Stille Nacht. Ik bad in stilte dat het kind die nacht
zou halen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten