vrijdag 17 december 2021

 

Kunst: een fluitje van een cent.

 

Ik weet dat ik het risico loop dat heel kunstminnend Maas en Waal na het lezen van dit artikel over me heen valt. Ik wil ook niet pre­tenderen dat ik verstand van kunst heb. Inte­gen­deel. Als gestudeerde kunstcritici beweren dat het schilderij 'Victory Boogie Woogie' van Piet Mondriaan een hoogtepunt in de schilderkunst van deze eeuw is, dan geloof ik dat graag. Als de deskundigen van mening zijn dat het schilderij tachtig miljoen gulden waard is, dan zal dat ongetwijfeld zo zijn.
Toch neemt dit niet weg dat ik het een waanzinnig bedrag vind voor een schilderij waarvan minstens tachtig procent van de Nederlandse bevolking zal denken ‘dat kan ons Pietje van negen ook’. Hoe? Men neme een stuk linnen, een kwast en drie tubes verf van de kleuren rood, geel en blauw en wacht op een regenachtige dag. Op het moment dat Pietje van negen zich rot begint te vervelen, haal je het bovengenoemde materiaal voor de dag en zegt tegen de jongen: "Maak eens een mooi schilderij voor mij. Weet je wat? Maak maar allemaal vakjes en hokjes met die mooie kleurtjes." Ik voorspel u dat als het doek van de negenjarige jongen in een museum werd gehangen met een bordje erbij dat het hier om een echte Mondriaan zou gaan, negenenne­gentig procent van de bezoekers het niet door zouden hebben. Nu zal kleine Piet van negen hartstikke gelukkig zijn als iemand hem vijfentwintig gulden voor zijn doek zou geven. Het museum kan dus voor een prikkie een doek kopen waarvan ieder­een, beha­lve die ene procent dan, met volle teugen zal genieten. De Nederlandse Staat, die wij uiteindelijk met ons zestien mil­joen inwoners allemaal samen vormen, kan het echte schilderij van Mondriaan dan mooi voor tachtig miljoen weer doorverkopen aan de een of andere stinkrijke Amerikaan of Japanner die het thuis boven het bankstel kan hangen. De opbrengst kan vervol­gens verdeeld worden onder de één miljoen landgenoten die van een AOW-tje moeten rondkomen. Zij kunnen uit het openbaar kunstbezit een eenmalige bijdrage van tachtig gulden tegemoet zien. Resultaat: één miljoen gelukkige landgenoten en een paar kunstminnende, hoogopgelei­de, kapitaalkrachtige landgenoten die ongelukkig zijn.

 "Maar," zal de rechtgeaarde kunstliefhebber nu roepen, "als we al onze kunst verkopen dan hebben we straks helemaal niets meer." Deze mensen kan ik geruststellen. Vorige week heb ik de open dag van de basisschool van onze Hugo bezocht. In groep acht hingen dertig prachtige composities met de kleuren groen, oranje en paars. Het hadden Mondriaans kunnen zijn als deze nog twintig jaar langer had geleefd en tot een nieuwe fase qua kleur was overgegaan. In groep vijf zag ik tientallen tekenin­gen hangen met een rijk scala aan rechte en kromme lijnen waar Picasso nog een puntje aan had kunnen zuigen. Groep drie had met verf mogen experimenteren wat een bonte verzameling aan warme kleuren en onbestemde figuren had opgeleverd waar het geklieder van Karel Appel bleek bij afsteekt. Het absolute hoogtepunt echter was in het allerlaatste lokaal te vinden waar de kleuters van groep één de ramen met vingerverf te lijf waren gegaan. Ver­schillende ouders stokte de adem in de keel toen ze het lokaal betraden en de verzameling kleuren op de ramen aanschouwden. "Dit," kreunde een trotse vader, "had Herman Brood niet kunnen verbeteren." Zo ziet u maar: kunst hangt niet in het museum, kunst hangt bij u om de hoek. Gratis.   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten